Vocabulum Online Overhoren


Woordenlijst: Onregelmatige werkwoorden R-Z

Nederlands - Duits

Naam: Onregelmatige werkwoorden R-Z

Omschrijving:

Toegevoegd op: woensdag 8 oktober 2008

Categorie: Duits

 

Primaire taal: Nederlands

Secundaire taal: Duits

 

Aantal keer gedownload: 23

Aantal keer overhoord: 8

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Opmerking (Nederlands) Duits Opmerking (Duits)
1 ruiken riechen, roch, gerochen
2 scheiden scheiden, schied, geschieden
3 scheuren schießen, schoss, geschossen
4 schijnen scheinen, schien, geschienen
5 schreeuwen schreien, schrie, geschrien
6 schrijven schreiben, schrieb, geschrieben
7 schuiven schieben, schob, geschoben
8 slaan schlagen, schlug, geschlagen
9 slapen schlafen, schlief, geschlafen
10 slijpen schleifen, schliff, geschliffen
11 sluipen schleichen, schlich, geschlichen
12 sluiten schließen, schloss, geschlossen
13 smelten schmelzen, schmolz, geschmolzen
14 smijten schmeißen, schmiss, geschmissen
15 snijden schneiden, schnitt, geschnitten
16 spinnen spinnen, span, gesponnen
17 spreken sprechen, sprach, gesprochen
18 springen springen, sprang, gesprungen
19 staan stehen, stand, gestanden
20 stappen schreiten, schritt, geschritten
21 stelen stehlen, stahl, gestohlen
22 sterven sterben, starb, gestorben
23 stijgen steigen, stieg, gestiegen
24 stinken stinken, stank, gestunken
25 stoten stoßen, stieß, gestoßen
26 strijden streiten, stritt, gestritten
27 strijken streichen, strich, gestrichen
28 treden treten, trat, getreten
29 treffen treffen, traf, getroffen
30 trekken reizen reißen, riss, gerissen
31 uitnodigen einladen, lud ein, eingeladen
32 vallen fallen, fiel, gefallen
33 vangen fangen, fing, gefangen
34 varen fahren, fuhr, gefahren
35 vergeten vergessen, vergaß, vergessen
36 verliezen verlieren, verlor, verloren
37 verzoeken bitten, bat, gebeten
38 vinden finden, fand, gefunden
39 vliegen fliegen, flog, geflogen
40 vluchten fliehen, floh, geflohen
41 vragen bitten, bat, gebeten
42 vreten fressen, fraß, gefressen
43 vriezen frieren, fror, gefroren
44 wassen waschen, wusch, gewaschen
45 wegen wiegen, wog, gewogen
46 werpen werfen, warf, geworfen
47 wijken weichen, wich, gewichen
48 wijzen weisen, wies, gewiesen
49 winnen gewinnen, gewann, gewonnen
50 worstelen ringen, rang, gerungen
51 wrijven reiben, rieb, gerieben
52 zien sehen, sah, gesehen
53 zingen singen, sang, gesungen
54 zinken sinken, sank, gesunken
55 zitten sitzen, saß, gesessen
56 zwaaien schwingen, schwang, geschwungen
57 zwemmen schwimmen, schwamm, geschwommen
58 zwijgen schweigen, schwieg, geschwiegen
59 trekken ziehen, zog, gezogen
Vocabulum Online Overhoren help

Help voor deze pagina:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken