Vocabulum Online Overhoren


Woordenlijst: Kap6 Redemittel F

Duits - Nederlands

Naam: Kap6 Redemittel F

Omschrijving:

Toegevoegd op: maandag 21 april 2008

Categorie: Neue Kontakte 1 bkgt

 

Primaire taal: Duits

Secundaire taal: Nederlands

 

Aantal keer gedownload: 75

Aantal keer overhoord: 1

 

AddThis Social Bookmark Button
Duits Opmerking (Duits) Nederlands Opmerking (Nederlands)
1 Weißt du, wie spät es ist? Weet jij, hoe laat het is?
2 Das weiß ich nicht. Dat weet ik niet.
3 Wann beginnt die erste Stunde? Wanneer begint het eerste uur?
4 Die erste Stunde beginnt um halb neun. Het eerste uur begint om half negen.
5 Was hast du die zweite Stunde? Wat heb je het tweede uur?
6 Dan habe ich Englisch. Dan heb ik Engels.
7 Wann ist die erste Pause? Wanneer is de eerste pauze?
8 Um viertel vor zehn ist die erste Pause. Om kwart voor tien is de eerste pauze.
9 Und was hast du am Freitag die dritte Stunde? En wat heb je op vrijdag het derde uur?
10 Dan habe ich Geschichte. Dan heb ik geschiedenis.
11 Wie viel Stunden hast du am Montag? Hoeveel uur heb je op maandag?
12 Am Montag habe ich sechs Stunden. ´s Maandags heb ik zes uur.
13 Und am Dienstag? En op dinsdag?
14 Dan haben wir fünf Stunden. Dan hebben we vijf uur.
15 Was ist dein Lieblingsfach? Wat is je lievelingsvak?
16 Mein Lieblingsfach ist Mathe. Mijn lievelingsvak is wiskunde.
17 Hast du auch Technik? Heb je ook techniek?
18 Ja, wir haben zweimal pro Woche Technik. Ja, we hebben twee keer per week techniek.
19 Wie findest du Sport? Hoe vind je gym?
20 Sport finde ich klasse. Gym vind ik klasse.
21 Und Niederländisch? En Nederlands?
22 Niederländisch finde ich blöd! Nederlands vind ik stom!
23 Wann stehst du auf? Wanneer sta jij op?
24 Ich stehe um halb sieben auf. Ik sta om half zeven op.
25 Wann beginnt die Schule? Wanneer begint school?
26 Um zehn vor halb neun beginnt die Schule. Om tien voor half negen begint school.
27 Wann ist die Schule aus? Wanneer ben je vrij?
28 Um viertel nach eins. Om kwart over één.
29 Gehst du gern in die Schule? Ga je graag naar school?
30 Es geht. Het gaat.
31 Wann hast du keine Schule? Wanneer heb je geen school?
32 Am Samstag und am Sonntag habe ich frei. Op zaterdag en zondag ben ik vrij.
33 Was sind Sie von Beruf? Wat bent u van beroep?
34 Ich bin Lehrer. Ik ben leraar.
35 Wie viel Stunden haben Sie heute? Hoeveel uur heeft u vandaag?
36 Heute habe ich sieben Stunden. Vandaag heb ik zeven uur.
37 Wissen Sie, wie spät es ist? Weet u, hoe laat het is?
38 Es ist ein Uhr. Het is één uur.
Vocabulum Online Overhoren help

Help voor deze pagina:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken