Vocabulum Online Overhoren


Woordenlijst: Aula Internacional 1 Unidad 1

Spaans - Nederlands

Naam: Aula Internacional 1 Unidad 1

Omschrijving:

Toegevoegd op: maandag 21 april 2008

Categorie: Aula Internacional

 

Primaire taal: Spaans

Secundaire taal: Nederlands

 

Aantal keer gedownload: 509

Aantal keer overhoord: 377

 

AddThis Social Bookmark Button
Spaans Opmerking (Spaans) Nederlands Opmerking (Nederlands)
1 hola hallo
2 yo ik
3 me llamo ik heet
4 y en
5 vosotros, vosotras jullie
6 soy ik ben
7 el hotel het hotel
8 el metro de metro
9 el teléfono de telefoon
10 el taxi de taxi
11 la calle de straat
12 la perfumería de parfumerie
13 el bar het café, de kroeg
14 la tapa het borrelhapje
15 el bar de tapas tapasbar
16 la escuela de school
17 la televisión de televisie
18 la estación het station
19 el aeropuerto het vliegveld
20 el museo het museum
21 el Museo del Prado het Prado (museum in Madrid)
22 la música de muziek
23 el restaurante het restaurant
24 gallego-a Gallicisch
25 el teatro het theater
26 la plaza het plein
27 España Spanje
28 el libro het boek
29 el diccionario het woordenboek
30 el español het Spaans
31 actual actueel
32 el aula (v) aula, klaslokaal
33 comprendo ik begrijp
34 la palabra het woord
35 no nee, niet
36 ¿qué? wat?
37 significa het betekent
38 el euro de euro
39 gracias bedankt
40 es hij, zij, het is
41 el arquitecto, la arquitecta de architect
42 el diseñador, la diseñadora ontwerp(st)er
43 venezolano-a Venezolaans
44 el-la artista de kunstenaar-kunstenares
45 colombiano-a Colombiaans
46 el bailarín, la bailarina de danser(es)
47 cubano-a Cubaans
48 el escritor, la escritora de schrijver-schrijfster
49 uruguayo-a Uruguayaans
50 el-la cantante de zanger(es)
51 argentino-a Argentijns
52 el nombre de naam, de voornaam
53 el apellido de achternaam
54 la nacionalidad de nationaliteit
55 la edad de leeftijd
56 la profesión het beroep
57 el-la estudiante de student-e, de scholier-e
58 el correo electrónico de e-mail
59 francés, francesa Frans
60 el camarero, la camarera de ober, de serveerster
61 alemán, alemana Duits
62 el enfermero, la enfermera de verpleegkundige m-v
63 brasileño-a Braziliaans
64 la pregunta de vraag
65 ¿Cómo? hoe?
66 ¿Cómo te llamas? Hoe heet je?
67 ¿cuántos-as? hoeveel?
68 ¿Cuántos años tienes? hoe oud ben je?
69 Tengo 24 años ik ben 24 jaar
70 ¿A qué te dedicas? wat doe je (voor beroep)?
71 ¿Cuál? welk, welke
72 tu, tus jouw
73 trabajar werken
74 ¿En qué trabajas? wat voor werk doe je?
75 eres jij bent
76 de van, uit
77 ¿De dónde? waarvandaan?
78 ¿De dónde eres? waar kom je vandaan?
79 tienes jij hebt
80 el móvil mobieltje, gsm
81 el número de teléfono het telefoonnummer
82 para + heel werkwoord om te + heel werkwoord
83 preguntar vragen
84 saber weten
85 el lugar de orígen de plaats van herkomst
86 vivo en ik woon in
87 en in
88 tengo ik heb
89 trabajo en ik werk in, bij
90 mi, mis mijn
91 la dirección het adres
92 la afición de hobby
93 cocinar koken
94 ver zien
95 la tele de tv
96 el esquí het skien
97 ir a gaan naar
98 el gimnasio de sportschool
99 ir al gimnasio naar de sportschool gaan
100 cantar zingen
101 al ténis tennis
102 salir de noche avonds uitgaan
103 la noche de nacht
104 leer lezen
105 la novela de roman
106 jugar al fútbol voetballen
107 escribir schrijven
108 coleccionar verzamelen
109 el sello de postzegel
110 la casa het huis
111 el zapato de schoen
112 el jamón de ham
113 el gato, la gata de kat
114 cero nul
115 la comida het eten
116 el queso de kaas
117 la guerra de oorlog
118 la colección de verzameling
119 el jefe, la jefa de chef m-v
120 el gol het doelpunt
121 el cine de bioscoop
122 el kilo, el quilo de kilo
123 la guitarra de gitaar
124 el zoo de dierentuin
125 jóven jong
126 se llama hij, zij, u heet
127 su, sus zijn, haar, uw, hun
128 italiano-a Italiaans
129 ja
130 tiene hij, zij heeft u hebt
131 el profesor, la profesora de leraar, de lerares
132 el banco de bank
133 trabajo de ik werk als
134 la arroba het apestaartje
135 buenos días goedemorgen
136 buanas tardes goedemiddag
137 buenas noches goedenavond, goedenacht
138 ¿Qué tal? Hoe gaat het?
139 adiós dag, tot ziens
140 hasta luego tot gauw, tot ziens
141 ¿Cómo estás? Hoe gaat het met je?
142 bien goed
143 jij
144 muy bien heel goed
145 turco-a Turks
146 belga belgisch
147 marroquí Marrokkaans
148 estodounidense Noord-Amerikaans
149 el cocinero, la cocinera de kok, de kokkin
150 el secretario, la secretaria de secretaris, de secretaresse
151 el-la periodista de journalist-e
152 el juez, la jueza de rechter
153 el médico, la médica de arts
154 el presidente, la presidenta de president-e
155 estudiar studeren
156 ser zijn
157 tener hebben
158 llamarse heten
159 el bolígrafo de pen
160 se escribe men schrijft
161 se dice men zegt
162 el amigo, la amiga de vriendin
163 por favor alstublieft
164 la ropa de kleding
165 las vacaciones de vakantie
166 pasear wandelen
167 con met
168 el perro, la perra de hond
169 viajar reizen
Vocabulum Online Overhoren help

Help voor deze pagina:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken