Vocabulum Online Overhoren


Woordenlijst: Kapitel 6 Wie sag' ich es? 14B

Nederlands - Duits

Naam: Kapitel 6 Wie sag' ich es? 14B

Omschrijving:

Toegevoegd op: maandag 21 april 2008

Categorie: Salzgitter heute plus VH

 

Primaire taal: Nederlands

Secundaire taal: Duits

 

Aantal keer gedownload: 81

Aantal keer overhoord: 69

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Opmerking (Nederlands) Duits Opmerking (Duits)
1 het uiterlijk das Aussehen
2 Hoe ziet je vriend eruit? Wie sieht dein Freund aus?
3 Hoe ziet je vriendin eruit? Wie sieht deine Freundin aus?
4 Zij moet groot zijn. Sie muss groß sein.
5 Zij moet klein zijn. Sie muss klein sein.
6 Hij is groter dan ik. Er ist größer als ich.
7 Zij is minstens 1,80 meter. Sie ist mindestens ein Meter achtzig.
8 Hij heeft blauwe ogen. Er hat blaue Augen.
9 Hij heeft bruine ogen. Er hat braune Augen.
10 Hij heeft grijze ogen. Er hat graue Augen.
11 Hij draagt een bril. Er trägt eine Brille.
12 Zij heeft een kleine neus. Sie hat eine kleine Nase.
13 Zij heeft een lange neus. Sie hat eine lange Nase.
14 Zij heeft een mooi gezicht. Sie hat ein schönes Gesicht.
15 Zij heeft een rond gezicht. Sie hat ein rundes Gesicht.
16 Hij heeft een grote mond. Er hat einen großen Mund.
17 rode lippen rote Lippen
18 dunne lippen dünne Lippen
19 Zij heeft lange haren. Sie hat lange Haare.
20 Zij heeft korte haren. Sie hat kurze Haare.
21 Zij heeft rode haren. Sie hat rote Haare.
22 Hij heeft een modern kapsel. Er hat eine moderne Frisur.
23 Zij is dik. Sie ist dick.
24 Zij is dun. Sie ist dünn.
25 het oor das Ohr
26 de oren die Ohren
27 flaporen abstehende Ohren
28 Wat draagt hij? Was trägt er?
29 Zij draagt altijd oorbellen. Sie trägt immer Ohrringe.
30 Sieraden vindt zij geweldig. Schmuck findet sie toll.
31 Hij heeft een leren jas. Er hat eine Lederjacke.
32 Zij draagt altijd een T-shirt. Sie trägt immer ein T-Shirt.
33 Zij draagt altijd een trui. Sie trägt immer einen Pullover.
34 Het liefst draagt hij een spijkerbroek. Am liebsten trägt er eine Jeanshose.
35 Zij heeft een zwarte broek. Sie hat eine schwarze Hose.
36 Zij heeft nieuwe sportschoenen. Sie hat neue Sportschuhe.
37 Hij heeft geen gevoel voor humor. Er hat keinen Sinn für Humor.
38 Hij kan goed luisteren. Er kann gut zuhören.
39 Zij is intelligent. Sie ist intelligent.
40 Zij is lief. Sie ist lieb.
41 Zij is eerlijk. Sie ist ehrlich.
42 Zij is sportief. sie ist sportlich.
43 Ik heb iemand nodig. Ich brauche jemand.
44 Iemand die mij trouw is. Jemand, der zu mir hält.
45 Waar houdt zij van? Was mag sie?
46 Koken vindt hij heel leuk. Kochen findet er ganz toll.
47 Zij houdt van muziek. Sie liebt Musik.
48 Hij doet aan sport. Er treibt Sport.
Vocabulum Online Overhoren help

Help voor deze pagina:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken