Vocabulum Online Overhoren


Woordenlijst: deel 7. lichaam, gezondheid en hygiëne 51 t/m 100

Nederlands - Duits

Naam: deel 7. lichaam, gezondheid en hygiëne 51 t/m 100

Omschrijving:

Toegevoegd op: maandag 21 april 2008

Categorie: Basiswoordenschat

 

Primaire taal: Nederlands

Secundaire taal: Duits

 

Aantal keer gedownload: 146

Aantal keer overhoord: 7

 

AddThis Social Bookmark Button
Nederlands Opmerking (Nederlands) Duits Opmerking (Duits)
1 verkoudheid Erkältung
2 hoesten husten
3 lichamelijke klachten körperliche Beschwerden
4 gewond verletzt
5 een ontsteking eine Entzündung
6 bloeden bluten
7 bloed Blut
8 zich verbranden sich verbrennen (er verbrannte sich - hat sich verbrannt)
9 Ik heb mijn been gebroken. Ich habe mir das Bein gebrochen.
10 Ik me gesneden. Ich habe mich geschnitten.
11 vallen stürzen (stürzte - gestürzt)
12 de operatie die Operation
13 leven - sterben leben - sterben
14 erg - niet erg schlimm - nicht schlimm
15 beterschap! Gute Besserung!
16 de dokter der Arzt (die Ärzte)
17 de specialist der Spezialist
18 naar dokter gaan zum Arzt gehen
19 de patiënt der Patient
20 het spreekuur die Sprechstunde
21 de apotheek die Apotheke
22 de drogist die Drogerie
23 het medicijn das Medikament
24 de pil die Pille
25 de zalf die Salbe
26 de pleister das Pflaster
27 het ziekenfonds die Krankenkasse
28 de verzekering die Versichering
29 particulier privat
30 zien sehen (er sah - hat gesehen)
31 horen hören (er hörte - hat gehört)
32 voelen fühlen (er fühlte - hat gefühlt)
33 aanraken berühren (er berührte - hat berührt)
34 ruiken riechen (er roch - hat gerochen)
35 staan stehen (er stand - hat gestanden)
36 zitten sitzen (er saß - hat gesessen)
37 lopen gehen (er ging - ist gegangen)
38 liggen liegen (er lag - hat gelegen)
39 gaan liggen sich hinlegen (er legte sich hin - hatsich hingelegt)
40 springen springen (er sprang - hat gesprungen)
41 rennen laufen, rennen
42 doen machen, tun
43 duwen - trekken schieben - ziehen
44 draaien drehen (er drehte - hat gedreht)
45 vasthouden halten (er hielt - hat gehalten)
46 geven geben (er gab - hat gegeben)
47 dragen tragen (er trug - hat getragen)
48 gooien werfen (er warf - hat geworfen)
49 buigen biegen (er bog - hat gebogen)
50 pakken nehmen (er nahm - hat genommen)
Vocabulum Online Overhoren help

Help voor deze pagina:

Lijsten kopieëren en overnemen

Copyright © 2006 - 2015 Vereyon  |  Twitter  |  Hoogste spaarrente  |  Rente vergelijken